"Biesterbos" is de naam in de geboorteacte. Zelf noemt hij zich "Biesterbos van den Burgwal" en zo staat het ook in de trouwacte

-----------------------------------------
geboorteacte
In het jaar achttien honderd en twintig den zeventienden Mei des voormiddags ten tien ure, is voor ons Schout Officier van den Burgelijken Stand der gemeente Uitgeest, kanton Alkmaar, Provincie Noord Holland gecompareerd: Klaas Biesterbos, grutter, oud negen en vijftig jaren, wonende te Uitgeest, dewelke ons een kind van het mannelijk geslacht heeft voorgesteld, heden morgen ten vijf uren door Maartje van den Burgwal, oud veertig jaren, wonende zonder beroep te Uitgeest in het huis gemerkt met no. 177 ter wereld gebragt aan hetzelve de voor en toenamen gevende van Jacob Biesterbos.
Degemelde verklaring en voorstelling is geschied in tegenwoordigheid van Jan Carl M..., oud zes en dertig jaren en Pieter Putter, oud drie en dertig jaren, beiden werklieden, wonende te Uitgeest; en hebben de declarant en de getuigen deze acte van geboorte nadat hun dezelve was voorgelezen nevens ons onderteekend.
(handtekeningen)
Kantschrift op de acte:
Bij acte opgemaakt en geregistreerd in het Geboorte Register van den jaar Achtien honderd negen en dertig op ..... onder nummer een en veertig ...
in den maand Augustus Achttien honderd negen en dertig is door Maartje van den Burgwal erkend geworden Jacob Biesterbos.
De Burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Uitgeest en Marken
(Blijkens dit slecht leesbare kantschrift op de geboorteacte heeft Maartje van den Burgwal in 1839 t.b.v het huwelijk van Jacob Biesterbos met Stijntje van Lith hem als haar kind erkend.

Jacob heeft een triest leven achter de rug

Jacob, net 19 jaar geworden trouwt in 1839 met de bijna 24 jarige Stijntje van Lith, een dochter uit een vooraanstaande familie in Uitgeest. Twee broers van haar vader worden bijv. in datzelfde jaar benoemd tot burgemeester in resp. Uitgeest en Bennebroek. Haar grootvader, Jan van Lith nam als burgemeester in 1812 haar schoonvader (Claas Biesterbos) de grutterseed af, haar overgrootvader, Anthony van Lith is één van de molenbouwers van Kinderdijk.

Jacob wordt grutter in Uitgeest, zijn broer Marten in Limmen. Je zou zeggen een gunstig maatschappelijk vertrekpunt voor een jong gezin, maar het zou totaal anders lopen.

Jacob en Stijntje krijgen aan de lopende band kinderen, 13 in totaal in 17 jaar tijd waarvan er 8 binnen enkele maanden na de geboorte overlijden.
Hoewel de start van het gezin in financieel opzicht beslist niet ongunstig moet zijn geweest, komt uit het archief een beeld naar voren van iemand die er weinig van terecht brengt: Jacob lijkt een man van 12 ambachten en 13 ongelukken met een zwak ontwikkeld vermogen tot financieel beheer. We komen hem tegen als gruttersknecht, grutter, onderopsigter, koopman in kaas, kalkmaker, bediende, metselaar, kastelein en venter.
In Uitgeest worden grutterij, inboedel en land verkocht maar wat er met het geld gebeurt wordt niet duidelijk. De opbrengst is blijkbaar onvoldoende om de schulden af te lossen want er wordt in 1856 een consent tot royement van schuld opgesteld. Een paar dagen later vertrekt het gezin naar Haarlem waar in 1857 hun 13e kind wordt geboren dat na 10 weken al overlijdt. Met Stijntje gaat het dan blijkbaar heel slecht want direct daarna keert het gezin terug naar Uitgeest waar een maand later Stijntje overlijdt. Klaas blijft achter met 5 kinderen: drie meisjes van resp 18, 13 en 7 jaar en twee jongens van resp 6 en 2 jaar.
Uit de bevolkingsregisters die rond 1855 overal in gebruik zijn genomen is op te maken hoe het gezin aan het zwerven slaat.
In december 1859 vertrekt Jacob met zijn kinderen naar het verre Goes, maar keert in februari 1861 al weer terug naar Uitgeest, om direct daarna naar Amsterdam te vertrekken.
Het jaar daarop trouwt Jacob in november in Uitgeest met Marritje Andriessen. Blijkbaar vestigen ze zich in Egmond met de drie jongste kinderen, want vandaar verhuizen ze in 1862 naar Amsterdam naar de Goudsbloemdwarsstraat; daar wordt Hendrik geboren die binnen enkele weken overlijdt.
In het Bevolkingsregister is het spoor van Jacob via allerlei adressen in Amsterdam te volgen tot 1878. Het huwelijk met Marritje lijkt niet erg stabiel; ze woont in die periode ook een poosje bij haar zuster Elisabeth.
Waarschijnlijk raakt Jacob steeds meer aan lager wal en leidt hij in toenemende mate een zwervend bestaan. Het is bijv. bekend dat hij in deplorabele toestand op enig moment in Aerdenhout bij zijn dochter Sijgje opduikt die dan inmiddels boerin op Elswout is. Uit angst voor de Rentmeester kan hij daar niet blijven.
Uiteindelijk wordt Jacob in mei 1883 in Amsterdam gearresteerd wegens landloperij. Hij is dan zonder beroep en zonder vaste woonplaats en heeft niets van enige waarde bij zich.
Hij wordt nog diezelfde maand veroordeeld tot “slechts” 14 dagen gevangenzetting, gevolgd door overbrenging naar een bedelaarsgesticht. Als verzachtend omstandigheid geldt dat de armoede van de beklaagde, alsmede zijn bestaansgebreken het wanbedrijf verkleinen.
Hij wordt overgebracht naar de Bedelaarskolonie Ommerschans waar hij op 15 november 1883 overlijdt.