Gezinskaart voorouders Anton Jansen - Persoonsblad
Gezinskaart voorouders Anton Jansen - Persoonsblad
Naamvan Deventer, Johannes
Geboren datum11 juni 184050
Geboren plaatsMaarssen, Nederland
Memozie notitie; 12.00, Jan Fredrerik Beuker (winkelier), Gerardus Theodorus Thiers (baardscheerder)
Overlijden datum31 januari 192251 Leeftijd: 81
Overlijden plaatsHaarlem
Memozie notite
Beroepzetboer op Elswout (1878 - 1912)
Vadervan Deventer, Johannis (1815-1859)
MoederKannen, Catharina Elisabeth (1815-1855)
Partners
Geboren datum1 september 184447
Geboren plaats1911 Uitgeest, Nederland
Memozie notite
Overlijden datum2 februari 193748 Leeftijd: 92
Overlijden plaatsHaarlem
Memo23.45, overleden: Slamatstraat 9 zie overlijdenskaart
Begraven datum6 februari 193749
Begraven plaatsHaarlem
MemoBegraven op de Algemene Begraafplaats aan de Kleverlaan
Beroeponbekend
Moedervan Lith, Stijntje (1815-1857)
Huwelijk datum24 december 186952
Huwelijk plaatsLoenen, Nederland
Huwelijk memozie notitie
KinderenAdriana Jacoba (1874-1959)
Notitie behorende bij Johannes van Deventer
In 1840 werd in Maarssen Johannes geboren, het eerste van zeven kinderen in het gezin van Johannes van Deventer en Catharina Kannen. Johannes groeit als kleuter op in Maarssen, woont een paar jaar in Utrecht en vervolgens vanaf ca 1850 in Loenen. Erg plezierig lijkt zijn jeugd niet geweest te zijn. Hij is bijna negen als er een zusje geboren wordt dat slechts vijf maanden oud wordt. Dat herhaalt zich wanneer hij veertien jaar is en de zestien maanden oude Maria Catharina overlijdt. Een half jaar later, vlak voor zijn 16e verjaardag overlijdt tot overmaat van ramp zijn moeder, zes weken na de geboorte van opnieuw een Maria Catharina die vervolgens weer twee weken laten overlijdt.
Het jaar daarop, in 1856 hertrouwt zijn vader.
Johannes is net 18 jaar wanneer op 28 september 1858 zijn stiefmoeder overlijdt in het kraambed, de baby overlijdt 4 maanden later. Weer een jaar later, op 8 oktober 1859 overlijdt zijn vader, slechts 44 jaar oud. Of Johannes dan nog thuis woont is niet bekend.

Johannes gaat vervolgens als boerenknecht aan de slag en zal dat tot 1878 blijven doen bij allerlei boeren.
Aan de hand van de bevolkingsregisters kunnen we nagaan waar Johannes gewoond heeft. Hij vertrekt in 1864 naar Loosdrecht en keert daar twee jaar later in 1866 weer van terug. In 1868 wordt hij dan weer uitgeschreven naar Vreeland. Het jaar daarop trouwt hij met de in Loenen wonende 25-jarige dienstbode Sijgje Biesterbos van den Burgwal, met de de toelichting dat hij woonachtig is in Weesperkarspel. Twee weken voor haar huwelijk wordt Sijgje in Loenen ingeschreven als zijnde afkomstig uit Vreeland. Johannes van Deventer heeft ze dus waarschijnlijk daar leren kennen. Op 6 mei 1871 vertrekt het jonge stel met hun eenjarige Johannes naar Loenersloot. Hoe lang ze daar blijven is niet duidelijk maar op 29 maart 1878 vertrekt het gezin naar Bloemendaal.
-----------------------------------------------
Bron
Burgerlijke stand - Geboorte
Archieflocatie
Het Utrechts Archief
Algemeen
Toegangnr: 481
Inventarisnr: 634
Gemeente: Maarssen
Soort akte: Geboorteakte
Aktenummer: 23
Aangiftedatum: 13-06-1840
Kind
Johannes van Deventer
Geslacht: M
Geboortedatum: 11-06-1840
Geboorteplaats: Maarssen
Vader
Johannes van Deventer
Moeder
Catharina Elisabeth Cannen
----------------------------
BS GAHLM
141
Op heden den eersten Februari Negentien Honderd Twee en Twintig, zijn voor ons, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Haarlem, verschenen Antonius Wouterinus van Mourik, oud acht en dertig jaren, aanspreker en Ernst Reinhard Gleisberg, oud zes en dertig jaren, kellner, wonende beiden alhier, die ons hebben verklaard, dat op den een en dertigsten der vorige maand des middags ten twaalf uur, in het huis staande aan de Twijnderslaan nummer vijf, is overleden:
Johannes van Deventer
oud een en tachtig jaren, geboren te Maarssen,
van beroep zonder, wonende alhier, echtgenoot van Sijgje Biesterbos van den Burgwal, zoon van Wernart van Deventer, overleden. Verdere opgaven zijn den aangevers onbekend.
En hebben wij hiervan deze akte opgemaakt, en na voorlezing door beide aangevers en ons onderteekend.
(handtekeningen)
Documenten notities behorende bij Johannes van Deventer
* geboorteacte nr 23 BS Maarsen dd 13-06-1840, docnr 05-007
* overlijdensacte nr 141 BS Haarlem dd 01-02-1922, docnr 07-011
* transcriptie bevolkingsregister Bloemendaal 1880-1912, docnr 08-010
* portret, docnr 09-026
Notitie behorende bij Sijgje (Partner 1)
Geboorteacte
Kind:
Sijgje Biesterbos van den Burgwal

Moeder: Stijntje van Lith
Geslacht: Vrouw
Vader: Jacob Biesterbos van den Burgwal
Geslacht: Man
Gebeurtenis: Geboorte
Datum: zondag 1 september 1844
Plaats: Uitgeest
Documenttype: BS Geboorte

Erfgoedinstelling:
Noord-Hollands Archief

Plaats instelling: Haarlem
Collectiegebied: Noord-Holland
Documentnummer: 50
Registratiedatum: 1844
Plaats: Uitgeest

-------------------------------------------------------------------------------------------------------

transcriptie overlijdensakte
214
Heden vier Februari negentienhonderd zeven en dertigverscheen voor mij, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Haarlem, Bremer, Jan, oud een en vijftig jaren, aanspreker, wonende alhier, die, bevoegd tot het doen dezer aangifte, verklaarde dat op den tweeden dezer, des namiddags kwart voor twaalf in deze gemeente, Slamatstraat nummer 9, is overleden Biesterbos van den Burgwal, Sijgje, oud drieennegentig jaren, geboren te Uitgeest, zonder beroep, wonende te Heemstede, weduwe van: van deventer, Johannes; dochter van: Biesterbos van den Burgwal, Jacob en van:van Lith, Stijntje, beiden overleden
Notitie notities behorende bij Johannes & Sijgje (gezin)
Waarschijnlijk werkte Johannes als losse knecht bij steeds weer andere boeren want de eerste jaren van hun huwelijk is het gezin nog al eens verhuisd. Dat kunnen we zien aan de geboorteplaatsen van de kinderen In het gezin worden zes kinderen geboren.
Getrouwd in 1869 in Loenen wordt daar in1870 Johannes geboren, vervolgens Jacob in 1872 in Loenersloot, Adriana Jacoba in 1874 in Loosdrecht en Stijntje in 1876 weer in Loenen.
Twee jaar later verhuist het gezin tenslotte naar Bloemendaal waar Johannes een aanstelling als zetboer op de boerderij van het landgoed Elswout in Aerdenhout heeft gekregen. Daar worden nog twee kinderen geboren, Wernard in 1881 en Anna in 1885.

Johannes was dus blijkbaar een succesvolle veeboer. Over het wel en wee van de boerderij van Elswout verscheen in 1988 een uitvoerig artikel in het orgaan van de Stichting Ons Bloemendaal. Onderstaand volgt de transcriptie van dat artikel waarin ook verteld wordt van de rol van Johannes van Deventer.

Boerderij Elswout

Onder de titel “Arcadië in Elswout”, - wat men zich daarbij ook moge voorstellen – verscheen in: “Bloemendaalse Courant” van 25 februari 1988, jg. 59, nr. 8, pag 1 en 3 een artikel van Mej. C.M. Basart, hoofdzakelijk gewijd aan de boerderij van Elswout, een idyllisch verhaal over een boerenbedrijf, dat volgens het .vliegende gerucht gevaar zou lopen te worden afgeschaft.
De schrijfster gaat wel uiterst summier in op de historie ervan. Hieronder zal gepoogd worden daarover iets meer te vertellen, deels ontleend aan schriftelijke bronnen, deels aan bij monde overgedragen verhalen.
Meer dan bekend is langzamerhand, dat Gabriël (van) Marselis, groot koopman in ijzer en geschut te Amsterdam, een geldvorst van wiens eens zo machtige geslacht elk spoor in ons land verdwenen is, in 1654 de nog niet volbouwde buitenplaats van de stichter Carel Molijn onder Overveen had verworven. Hij zou er de naam “Elswout” aan geven ter herinnering aan een vroeger familiebezit in Vlaanderen of Brabant. Negen jaar later is er sprake van de nering van een boer op Elswout. Een "itinerarium", een reisverhaal van Christian Knorr von Rosenroth (1636 - 1689) maakt daar melding van. Deze geleerde, dichter, theoloog, filosoof en scheikundige, maakte in 1663 vanuit Leipzig een reis door de Nederlanden, België, Frankrijk en Engeland. Hij doet Haarlem aan en bezoekt van daaruit Elswout. In het oostelijke stalgebouw, zo schrijft hij, bevindt zich de paardenstal, maar ook de woning van de boer. In houten schuren hier en daar zal het wel een plaats hebben gevonden.

Naarmate Elswout werd uitgebreid en men, vooral in de 18de eeuw, waarin het verlangen naar luxe groter werd, hogere eisen ging stellen aan de woonomgeving, waardoor minder fraaie dienstgebouwen verder van het huis af werden gesitueerd, werd de boerderij een onsamenhangend geheel. Een onvoorstelbare verbrokkeling was het gevolg. De nadere aanduiding doet de waarheid ervan welhaast in twijfel trekken, als zou deze zijn ontsproten aan een fantasie- rijk brein.
Ziehier de situatie, zoals die rond 1870 bestond.
De toenmalige boer Frans Hekker - hij had zijn naam gekerfd in de haat van één der zware beuken achter de huidige boerderij - woonde in het sluishuis. De linkervleugel van de poort - de z.g. voorpoort - was ingericht als koestal. Ter plaatse werd ook gekaasd. De kaas werd per boerenwagen naar Alkmaar gebracht. De mestvaalt en de gierkelders lagen links van de oprit naar de tegenwoordige boerderij. In de z.g. ''plantage" stonden varkenshokken en de houtloods. Daar ook was een schuur voor de boerenwagens en voor gereedschappen. De paarden stonden in het westelijk stalgebouw, de z.g. achterstal. Nabij het koepeltje aan de hertenbaan waren hokken gezet voor kalveren en pinken. De z.g. ménagerie, nu als fazanterie in het Grote Bos bekend, herbergde de kippen en ander pluimvee. De springstier was weggestopt in een donker hok annex de oude oranjerie, die ná 1884 als timmerwinkel werd ingericht. Het leek alsof in zekere zin een onwankelbare onverschilligheid werd geafficheerd ten opzichte van een enigermate efficiënte bedrijfsvoering. Nadat Hekker was overleden, trad op 1 April 1878 Jan van Deventer als zetboer in dienst. Hij bezat de kenmerken en de noodzakelijke hoedanigheden van zijn vak. Pittig maar kittelorig als hem iets niet zinde, kon hij opspringen als een bok op een Huizer kruiwagen. Toch zou de oude toestand nog voortduren tot na de dood van de Heer Borski II. Als na 1881 diens zoon Willem Borski III eigenaar is geworden van Elswout en de daarbij behorende verdere bezittingen, wordt in overleg met de rentmeester besloten de boerderij geheel nieuw op te zetten. Dat moest ook wel, want de oude 17de eeuwse stalgebouwen, die veel van de boereninventaris herbergden, stonden op het punt te worden afgebroken om plaats te maken voor twee enorme stallen met koetshuizen in de bouworde van het nieuwe huis Elswout. Ook de ganse parkaanleg zou een wijziging ondergaan. Voorzieningen zouden worden getroffen, die in de grachten, vijvers en sloten doorstromend water moesten waarborgen. Dit alles verdroeg zich uiteraard niet met de aanwezigheid in de directe omgeving van het huis van rommelige houten stallen en hokken. Als locatie voor de nieuwe boerderij werd gekozen het duinterrein bij de toen nog in gebruik zijnde oranjerie, waar tot dan toe in bakken ananassen werden gekweekt. Het nieuwe gebouw kreeg het aanzien van een zuid-hollandse boerderij, het brede front van het woonhuis naar de Elswoutslaan gekeerd; daarachter de stallingen, het zuivelhuis, de ruimte voor de karn, die met een groot treerad door een hond in beweging werd gebracht, het meelhuis enz. In dit laatste vertrek werd op Zondagen stichtelijk onderwijs gegeven. Veel adviezen werden gegeven door Mr. Dirk Visser van Hazerswoude. Hij en zijn echtgenote, wonende op het toen nog Heemsteedse "Westerhout", waren zeer bevriend met het echtpaar Borski- van Hoey Smith. De boerderij werd gebouwd onder architectuur van C. Muysken, zoon van de burgemeester, tevens notaris, van Hillegom.
De firma Rijnierse te Overveen was met de feitelijke bouw belast. De Heer Borski die met zijn gezondheid begon te sukkelen en daar- voor soms maanden in de Franse alpen doorbracht, had daar kennis gemaakt met de producten van het bergvee. Hij wenste daarover ook op Elswout de beschikking te hebben, vergetend, dat die heerlijke melk het gevolg was van het kruidenmenu der koeien. Dies werden in de omgeving van Chamonix twaalf koeien en een stier aangekocht, die op transport gingen naar Nederland. Ook werden een vijftig koeiebellen aangeschaft van verschillende toonhoogte. Zij droegen als ingeslagen merk: een koetje met de letters: M. D, en de plaatsnaam: Chamonix, waaronder: 2, le Qté. Vele van die bellen zijn kort na wereldoorlog II gestolen, nu eens niet door de Duitsers!
De boerderij, eenmaal voltooid en ingericht, werd geëxploiteerd als een "modelboerderij". Reinheid en zorgvuldige behandeling van het vee stonden hoog in het vaandel. De melkknechten bv. deden hun werk, gestoken in witte pakken, elke dag schoon, en met witte klompen. Er werd gemolken in emmers van buiten blauw, van binnen wit geschilderd, en voorzien van dubbele koperen zeven met watten ertussen. De glimmend geschuurde volle melkbussen, elk voorzien van een koperen plaatje met de letters: E. W., werden op kleine, speciaal daartoe vervaardigde handwagentjes van de weiden naar het zuivelhuis gereden.
Uiteraard ging ook Zondags het werk gewoon door. Een bijzonderheid was dat er die dag ook gekarnd moest worden. In de aan Van Deventer gezonden aanstellingsbrief van 2 Maart 1878 werd dat door de rentmeester als volgt gemotiveerd: "... om ook dien dag versche karnemelk te hebben".
Voor het wassen en strijken van de witte melkpakken was een tweetal speciale wasmeiden in dienst genomen. Het is duidelijk, dat het op de boerderij inwonende mannelijke en vrouwelijke, veelal jeugdige personeel daar niet steeds bijeen woonde in de zin, zoals die door de Burgerlijke Stand en de Kerk werd gesanctioneerd. Zo leek dat alles goed te lopen totdat al binnen het jaar bij het bergvee zich de eerste tekenen van t.b.c. voordeden. Niet bestand tegen het dampige en nevelige Nederlandse klimaat stierven de kalveren, die inmiddels geboren waren, al na enkele maanden. Toen de Heer Borski in 1884 te Cannes was overleden en de uitgebreide Elswoutse bezittingen waren overgegaan in de handen van zijn oudste zuster Mevrouw J.J. van der Vliet-Borski, werd wat nog resteerde van de "Zwitserse" veestapel geliquideerd. Terstond werd overgegaan op Maas- , Rijn- en IJsselvee, in Gelderland aangekocht. Daarbij werd er nauwlettend op toegezien, dat dit vee, behalve van een witte kol, witte poten en een witte pluim aan de staart, overigens voorzien was van een donkerbruine beharing. Eerst toen Elswout in 1958 uit particulier bezit geraakte, liet men deze eisen van fraaie afrekening varen. Het bleef niet bij bruine koeien alleen. De paarden waren vossen, de varkens hadden bruin/zwart gevlekte borstels; Jan Vreenegoor, de pluimgraaf, bijgenaamd: de Pluim, had de zorg voor bruine kippen.

Eén der vaste melkknechts was Willem Jansen. Hij had - naar hij mij eens vertelde - v66r zijn komst op de boerderij van Elswout in 1874 enige jaren met een zevental ezelinnen die hij voor zich uit dreef, ‘s morgens vroeg langs de huizen der gegoeden in het Kenaupark en omgeving in Haarlem gelopen. Daar waar een kraamvrouw was werd halt gehouden. De gewenste hoeveelheid versterkende melk werd uitgemolken, waarna Jansen, als steeds gekleed in blauwe kiel, pet op het hoofd en op witte klompen, met de kleine kudde zijn weg vervolgde.
Terugblikkend op een periode. waarin vlijt, soberheid en spaarzaamheid hoog aangeschreven stonden, lijkt het vanuit onze maatschappij gezien, met haar sterke waardering voor vooral ontspanning, levensgenot en comsumptieve welvaart, misschien wat wonderlijk, dat in het voorjaar een oud boerengebruik een gevoel van dankbaarheid en vreugde kon teweeg brengen. Als de winter met zijn ongemakken voor mens en dier voorbij was en de koeien weer de weiden hadden opgezocht, placht ook de boer van Elswout zijn landheer enkele klompjes boter te zenden in de vorm van schaapjes, gemaakt van de eerste gele weideboter ten teken dat het goede seizoen was aangebroken. Gitzwarte kraaltjes vormden de ogen van de schaapjes, die in de bek een klavertje-vier droegen als messager de bonbeur.
Lenteboden waren ook de telken jare terugkerende ooievaars. Zo tussen 24 Maart en 8 April streken ze neer op het nest in het z.g. "Poortstuk", het weiland in het verlengde van het oostelijk gezicht vanuit het huis Elswout. Het stond dicht bij de Elswoutslaan. Dat was voor de opgeschoten Haarlemse jeugd een gerede kans de ooievaars en hun jongen met stenen te bekogelen. Omstreeks 1890 liet de rentmeester het nest verder van de Elswoutslaan het weiland in verplaatsen. Daden van moedwil en straatschenderij moesten vooral rondom Pinksteren worden beteugeld. Dan surveilleerden voornamelijk bij "Kraantje-Lek" twee jachtopzieners, die mijn grootvader voor die gelegenheid had doen uitrusten met sabel en cape, later aangevuld met een pistool en een politiehelm.
Sedert 1905 was de Elswoutse veestapel onder veterinair toezicht komen te staan van - opeenvolgend - de dierenartsen Kruimel, Flohil en Kas uit Haarlem. Tot die tijd was de diergeneeskundige verzorging niet optimaal. In- en uitwendige mankementen werden bij voorkeur bestreden met wijn. Zo kreeg ook iedere koe nog tot in de beginjaren van de twintigste eeuw een fles rode wijn ingegoten, wanneer zij gekalfd had.
Na 1918 begon men een moderne bedrijfsvoering toe te passen. Daartoe werd moderne apparatuur aangeschaft: een nieuwe zuivelinrichting, een grote ijskast, Amerikaanse meststrooiers, grasmaaimachines enz.. Ook een kleine dorsmachine om de op verschillende plaatsen in het duin geteelde rogge te kunnen dorsen.
In de jaren vijftig van onze eeuw valt het grote condominium Elswout geleidelijk maar onstuitbaar uiteen. De boerderij komt in handen eerst van de gemeente Bloemendaal, later van het Rijk, hetgeen vanzelfsprekend een andere wijze van beheer meebracht. Nog niet zo lang geleden hebben runderen van het Franse Limousinras (oorspronkelijk afkomstig uit de streek rondom Limoges) de plaats van het Nederlandse vee ingenomen. Na honderd jaar andermaal een experiment!
Ziehier enkele grepen uit het bestaan van een boerenbedrijf met een traditie van meer dan drie eeuwen achter zich. Mocht het tegen hoop en verwachting worden opgeheven, dan is er geen onstuimige verbeelding voor nodig om te beseffen, dat het in het bijzonder voor onze Bloemendaalse gemeenschap, maar ook voor Kennemerland in het algemeen, een verarming en dus een verlies zou betekenen, indien wederom. zoals helaas reeds zo vaak is geschied, door droeve kortzichtigheid een groot stuk verleden zou wegvallen. Het is nóg niet zo ver. Van de Overheid mag worden verwacht dat zij zorgvuldig naar middelen zoekt, die het voortbestaan van de boerderij van Elswout kunnen waarborgen.


Toen Johannes 72 jaar was gaf hij zijn bedrijf op en vestigde het gezin zich in 1912 in Heemstede, Zandvoortselaan 33. Op 31 januari 1919 verhuisden ze tenslotte naar de Twijnderslaan no 5 in Haarlem waar Johannes op 31 januari 1922, 82 jaar oud overleed.
-------------------------------------------------------------------------

Transcriptie huwelijksacte


N.13 Op heden den vier en twintigsten December achttienhonderd negen en zestig zijn voor ons ondergeteeknde, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Loenen, Provincie Utrecht, aan het Huis der Gemeente verschenen, teneinde een Huwlijk aan te gaan: Johannes van Deventer oud negen en twintig jaren, van beroep boerenknecht, geboren te Maarsen wonende te Weespercarspel, meerderjarige zoon van Johannes van Deventer en van Catharina Elisabeth Cannen, beiden overleden en
Sijgje Biesterbos van den Burgwal, oud vijfentwintig jaren van beroep dienstbode, geboren te Uitgeest, wonende te Loenen onlangs te Vreeland, meerderjarige dochter van Jacob Biesterbos van den Burgwal onderopzigter, wonende te Uitgeest en van Stijntje van Lith overleden.
De afkondigingen hebben alhier zonder stuiting plaats gehad den twaalfden en negentienden December dezes jaars.
Zij hebben tot dat einde aan ons overgelegd: a bewijs dat gelijke afkondigingen te Vreeland en te Weespercarspel geschiedt en zonder stuiting afgelopen zijn, b twee acten van geboorte, c acten van overlijden van de ouders des Bruidegoms en van de moeder der Bruid, d bewijs dat de Bruidegom aan de Nationale Militie heeft voldaan; wordend door de Comparanten en de getuigen vóór het aangaan van het Huwlijk onder eede verklaard, dat het veschil bestaande in de spelling van den geslachtsnaam der Moeder in de geboorteacte des Bruidegoms en de doodacte van de ouders des Bruidegoms is toeteschrijven aan onjuiste opgaven bij de aangiften, en de, indie verschillende acten bedoelde persoon dezelfde is; zijnde de vader der Bruid alhier tegenwoordig welke in dit huwlijk heeft toegestemd. Waarna wij hen bijname en afzonderlijk hebben afgevraagd, of zij elkander aannamen als Man en Vrouw getrouwelijk al de pligten zullen vervullen welke door de Wet aan den Huwlijken Staat verbonden zijn, hetwelk door hen ieder in het bijzonder met ja beantwoord zijnde, hebben wij in naam der wet uitspraak gedaan dat zij door het Huwlijk zijn vereenigd. Alles ingevolge de vierde afdeling van den derden titel van het Burgelijk wetboek en in tegenwoordigheid van Aart Veenendaal, oud zeven en vijftig jaren, Kleermaker, Dirk van der Made, oud negen en vijftig jaren, arbeider, Hendrik Goudt, oud vier en twintig jaren, horlogiemaker en Theodorus van Rooijen, oud vijf en dertig jaren, veldwachter, allen te Loenen woonachtig.
Waarvan wij deze acte hebben opgemaakt en na voorlezing ondertekend met de Comparanten en de getuigen.
(handtekeningen)
Laatst bijgewerkt 24 november 2021Gemaakt 23 december 2021 met 'Reunion for Macintosh'