Relatie met genoemde ouders niet zeker.
In 1699 werd een zekere Petrus Lorain gedoopt in de zgn Spaanse kapel, zijn vader was Petrus Lorain en zijn moeder Joanna Cornelis. Het doopregister van deze kapel over de periode medio 1710 - 1716 is verloren gegaan. Omdat in het ondertrouwregister staat aangegeven dat Catharina in den Haag geboren is, is dit mogelijk de verklaring waarom haar doop niet te vinden is.
Op de website van Troost staat het huwelijk tussen een niet nader genoemde La Ran en van Bommel alsmede drie kinderen, nl:
Agnis
Anna (? - Rotterdam <1797)
Catharina Magdalena (den Haag <1711 - den Haag 1776)
Mogelijk gaat het hier om dezelfde personen.
Den Haag aan het begin van de 18e eeuw heeft er waarschijnlijk uitgezien als op bijgevoegde kaart
176. (zie multimedia)
Gelet op hun kerkgang vestigden zij zich uiteindelijk waarschijnlijk in het gebied dat geel omcirkeld is, gelegen tussen de Grote Kerk en het paleis (met tuin) bovenaan, links van het Noordeinde dat recht naar boven loopt.
De oude Molstraat, waar hun kerk stond, de Molenstraat en de Juffrouw Idastraat behoren tot de oudste straatjes van Den Haag. De Oude Molstraat is 14e eeuws. De straat is genoemd naar een oude Herberg. Oorspronkelijk werd de straat Molstraat genoemd, maar nadat er nog een Molstraat in Den Haag werd aangelegd (17e eeuw) werd het woord ´oude´ er aan toegevoegd. Het is nu een slingerende straat met kapelletjes, winkels en uitgaansgelegenheden.
Ooit waren het gewoon zandpaden in de duinen. De slingerende vorm van deze duinpaden is bewaard gebleven, omdat de huizen die langs het kronkelige pad werden gebouwd haar vorm volgden.
De Molenstraat was in de 13e en 14e eeuw de noordgrens van Den Haag.
Wie de nog steeds bestaande poort door wandelde kwam in het duin-, weide- en veengebied terecht dat tussen Den Haag en de zee lag. Den Haag mocht tot de 16e eeuw geen stadsmuren bouwen. De poort in de bestaande bebouwing kon 's avonds wel worden gesloten en diende als een soort stadspoort.
Pieter Deel of Deelen, werd ca 1700 in het thans in noord Limburg aan de Maas gelegen dorpje Well geboren. Athans hij geeft dit op bij zijn huwelijk. Zijn inschrijving in een doopregister is tot op heden niet gevonden. Verondersteld wordt vooralsnog dat hij het derde kind is uit een gezin met waarschijnlijk elf kinderen. Uit de voorhanden gegevens zou de conclusie kunnen worden getrokken dat diverse kinderen uit dat gezin uit Well zijn weg getrokken: Pieter en waarschijnlijk twee van zijn zusters en mogelijk één van zijn broers gingen naar den Haag.
In den Haag ontmoet hij
Catharina Magdalena Lauran, dochter van Petrus
Lorain
en
Joanna
Cornelis. Haar achternaam komt in allerlei schrijfvarianten voor.
Omdat het desbetreffende RK doopboek uit de periode 1701-1716 in den Haag verloren is gegaan, kunnen we haar preciese doopdatum niet meer meer vaststellen. Uit het feit echter dat bij haar begrafenis op 12 juli 1776 in den Haag wordt vermeldt dat zij dan 65 jaar is, kan worden afgeleid dat zij geboren moet zijn tussen 13-7-1710 en 12-7-1711.
Van Catharina weten we verder uit een acte uit 1758 dat ze niet kan schrijven.
Pieter en Catharina trouwen in 1731. Hun ondertrouw is geregistreerd in het ondertrouwregister van den Haag. In de kantlijn staat vermeldt: “met consent van bruijds vader is gebleecken Stadhuijs getrouwt …”.
Dit consent is niet aangetroffen in het geïndexeerde gedeelte van het notarieel archief; mogelijk bevindt het zich in het nog te indexeren gedeelte.
Uit het register is verder af te leiden dat ze in het stadhuis getrouwd zijn, waarschijnlijk op 14 mei.
Hun huwelijk is dan al kerkelijk ingezegend op 13 mei in de RK kerk in de Oude Molstraat.
In de doop- trouw- en begraafboeken (dtb’s) van den Haag zijn zeven kinderen terug te voeren op het gezin van Pieter Deelen en Catharina Loran; van vijf van hen is de doopinschrijving daadwerkelijk gevonden.
Dat Pieter timmerman was wordt duidelijk door zijn inschrijving in Jozephsgilde. Uit het archief blijkt dat hij daar op 20 april 1756 is ingeschreven.
Uit het notarieel archief van den Haag blijkt verder nog het volgende:
22-04-1756 proces tegen Pieter Deel, meestertimmerman
29-04-1758 Pieter Deel, zijn vrouw Catharina Loran e.a. verklaren
hoe gevaarlijk het liederlijk gedrag van de buurvrouw is met wie zij “
op twee boven kamers te zaemen woonen”. Willem Deel (waarschijnlijk zijn zoon) is getuige (kopie in dossier)
23-08-1759 Uit een boedelbeschrijving blijkt dat Pieter van Deelen een huis huurt aan oostzijde van de de Loijerstraat voor 110 gulden per jaar.
1760*) Pieter Deel verliest een proces over een erfenis uit de familie Loran aan zijn kinderen en moet de kosten betalen
27-01-1761 Pieter Deel machtigt een notaris in den Bosch om namens hem op te treden in de nalatenschap van een tante van zijn vrouw Catharina, genaamd Maria van Bommel, vrouw van Pieter van Oyen
27-03-1766 belending: timmerman van Deele a/d Katerstraat (zuidelijke uitleg)
De naam van de Katerstraat heeft te maken met drank. In de eerste helft van de zeventiende eeuw was in dit deel van den Haag Cornelis Hendricxs Cater een bekende waard en huizenbezitter. Hij zwaaide de scepter in de Drie Boeren, pachtte een zaak op de Grote Markt en eveneens de Haagse wijn- en bieraccijns. De naar hem vernoemde straat werd in 1627, zeven jaar voor zijn dood, al Katerstraat genoemd.
15-06-1768 Pieter van Deele, meestertimmerman en Erewijn Kalkhoven, bakker accepteren arbitrage van de dekenen van het timmermansgilde inzake de verbouwing van het huis van E.Kalkhoven
23-02-1768 Een metselaar wijst een advocaat aan voor een geding tegen Pieter van Deelen
Zoals uit het bovengenoemde notarieel archief al blijkt, wordt Pieter Deelen uiteindelijk meestertimmerman.
Opmerkelijk is voorts de vermelding in het Register paspoortaanvragen van Rotterdan waar op 27 juni 1759 vermeldt staat:
Pieter Deel burger alhier na Keulen. Het is niet duidelijk of dit om dezelfde persoon gaat als in onze genealogie. Als dat wel zo is rijst de vraag wat Pieter in Keulen te zoeken had als meester timmerman in den Haag. Overigens had hij twee schoonzusjes wonen in Rotterdam, dus mogelijk verbleef hij daar ten tijde van de aanvraag.
Wanneer en waar Pieter is overleden kon niet worden vastgesteld, maar op grond van bovenstaande gegevens moet dat gebeurd zijn tussen februari 1768 en juli 1776 (overlijden van zijn vrouw die dan weduwe is), waarschijnlijk in den Haag.
Opmerkelijk is dat Pieter pas laat tot het gilde is toegetreden. Van enige welstand zal dan ook in het gezin geen sprake geweest zijn. Let in dit verband op de woonomstandigheden zoals die blijken uit de klacht bij de notaris uit 1758.