Gezinskaart voorouders Leni Eijkelestam - Persoonsblad
Gezinskaart voorouders Leni Eijkelestam - Persoonsblad
NaamAnneke
Geboren datumcirca 1600
Geboren plaatsGravekoop
Overlijden datum14 september 1654 Leeftijd: 54
Overlijden plaatsGravekoop
PatroniemMeese
VaderMees
MoederLijsbeth
Partners
Geboren datumcirca 1600
Geboren plaatsGravekoop
Overlijden datum8 juni 1667 Leeftijd: 67
Overlijden plaatsGravekoop
VaderGravesteijn, Roelof (ca 1575-1614)
MoederAdriana
Huwelijk datum1625-1630
Huwelijk plaatsGravekoop
KinderenWillem (ca 1630-1715)
Notitie behorende bij Gerrit (Partner 1)
Gerrit maakt op 31 maart 1665 bij notaris Jacob Puttershouck een testamant op. (zie onderstaande boelscheiding ONA Gouda fol 17 dd 4-2-1672)

Transcriptie
ONA Gouda fol 17
Compareerde Claes ende Willem Gerritsz Gravesteijn voor hen selven, ende als voogden van Mees Gerritsz soone van Gerrit Roelofsz Gravestein. Item Cornelis Pietersz van Bilwijck als getrout hebbende Jannetje Gerrits, Jan Claesz van der Kerck, a1s getrout hebbende Arjaentge Gerrits ende Herman Hendricxsz van Vlaerdinge als getrout hebbende Maritge Gerrits, mede kinderen van vsz Gerrit Roelofsz Gravestein, alle erfgen van Dirck Gerritsz Gravestein, heuren overleden broeder zazende bekenden bij desen,dat sij ten overstaen van de Schout ende de geregte van Sluipwijck mitsgaders van Jan Cornelisz Tuirenhout als subfidiire voogt van de vsz Mees Gerritsz boedelscheiding gedaen, mitsgaders gepartagieert ende gedeelt hebben de nagelaten goederen ende middelen van de vsz Dirck Gerritsz Gravestein; verclarende ter goeder trouwe, bij heure respective manne waerheit, in plaetsche ende onder presentatie van eede, dat ider van hen Compt in de selve boedelscheidinge is aengedeelt een some van vier hondert twee ende veertich gulden, negen stuivers; Ende alsoo mitsdien de vsz Mees Gerritsz Gravestein gedetineerde in het Tuchthuis deser Stadt, gelijcke some is toegedeelt; welcke some alsoo volgens het Testament van vsz Dirck Gerritsz Gravestein, gepasseert voor den notaris Jacob Puttershouck met getuigen in date den laetsten Marty l665, als fideicomis subject, op hen Compten moet comen ervenende devolveren zoo bekenden de selve Compten de vsz some van den vsz Mees Gerritsz onder hen, op interesse genomen te hebben, te weten ider voor sijn hooft acht ende tachtig gulden tien stvrs: van welcke some sij Compten tot interesse beloofden te geven drie glden tien stv jaerl aen handen van de vsz Claes ende Willem Gerritsz als voogden van de vsz Mees Gerritsz, die oock gehouden sullen sijn jaerl hun eigen portie daer toe te brengen; zoo nochtans, dat diegene van hen Compt, die de vsz renten jaerl comt te betalen een maent na de verschijndach, sal mogen volstaen met drie gld jaerlix, in plaetsche van vsz drie gld thien stv; Waervan 't eerste jaer renten vallen ende verschijnen sal den Xlde Meie 1672 eerstoomende ende soo voorts van jare tot jare daeraenvolgende gedurende het leven van de vsz Mees Gerritsz; welcke vsz renten , de vsz voogden vmogen sullen aen de selven Mees Gerritsz jaerl te behandigen als henlieden goetduncken ende believen sal; Bekennende alle de Compt d'een d'ander hier' mede te quiteren, aengaende de vsz boedelscheidinge, belovende t gene vsz staet wel ende getrouweln na te comen t'onderhouden onder vbande van heure respective persoonen ende generale presente ende toecomende goederen, tot bedwang van Hove van Holland ende alle geregten. Comp. wijders alle de vsz Compt bekenden insgel(ijcks) onder hen op interest genomen te hebben een some van hondert gld, den vsz Mees Gerritsz Gravestein competerende over sijn vaderlicke erffenisse vmogen de Testamente van selven sijnen vader Gerrit Roelofsz gepasseert voor den Secrs Hendrick Hoflantt ende twee Schepenen van Reeuwijck in date den 17 februarij 1663 van welcke hondert gld ider van hen Compt onder sich heeft genomen een some van twintich gld, daer van elck van henl jaerl uitreicken sal aen de vsz Claes ende Willem Gerritsz tot interest twaelff stv, ome aen den vsz Mees Gerritsz jaerl verstreckt te worden, tot sijn recreatie ende tabacxgelt; waer van 't eerste jaer omegecomen sal sijn St.Mattheus eerstcomende 1672 ende soo voorts van jare tot jare daeraenvolgende geduirende t leven van vsz Mees Gerritsz onder gelijcke vbande ende submissie alsvoren.
Aldus oprecht ende vsochten de vsz Compt hier van Acte gemaeckt ende gelevert te worden in forma. Aldus gedaen binnen der Goude, ten comptoire mijns Notarij, in presentie van Beuckel van der Hout ende wilhelmus Straffintvelt mijn clerquen als getuigen van gelove hier overgestaen den IIII e februarij anno 1672

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het leven in Sluipwijk

Tot ca 1800 wonen de voor ons belangrijke nazaten van Gerrit in Sluipwijk, midden in de Reeuwijkse plassen. Ook komen namen als Gravekoop en Oukoop voor, gehuchten aan de oostkant van de plassen.
Gerrit zelf zou uit Gravekoop komen en daar ook zijn overleden. Zeker is dit niet, maar in ieder geval is een van zijn kinderen in Sluipwijk geboren/gedoopt, alsmede vele generaties daarna.

Sluipwijk behoort sinds 1870 tot de gemeente Reeuwijk.
Een groot gebied tussen Woerden en Gouda tussen de Hollandse IJssel en de Oude Rijn, op de grens van het Graafschap Holland en het Bisdom Utrecht is in de elfde en twaalfde eeuw in cultuur gebracht door ontginning van het toen aanwezige moerasbos. De boeren die dit werk deden kwamen grotendeels vanuit het graafschap Holland en vanuit het bisdom Utrecht. In de loop der jaren ontstonden kleine woonkernen rondom een kerkje of bij een belangrijke brug. Verder ontstond er uiteraard langs de uitgestrekte polderwegen agrarisch georiënteerde lintbebouwing
De naam Sluipwijk is heel oud. In de 14e eeuw komt de naam voor als ’Slupic’ wat zijn oorsprong vindt in het woord sluw in de betekenis van schraal. Dit verwees weer naar het land, dat na ontginning schraal bleek te zijn.
Sluipwijk was in vroeger eeuwen middelpunt van devotie en bedevaart. Het doel van de bedevaart naar Sluipwijk werd gevormd door de kerk in dit dorp en door vier essen. De Sluipwijkse parochiekerk, een voorganger van de huidige 19e-eeuwse N.H. kerk, was één van de oudste uit de omgeving. Zij bestond zeker al in 1311, toen aan de bewoners van het pas ontgonnen Nieuwe Broek de kerk van Sluipwijk als parochiekerk werd aangewezen.
Er is niet veel van bekend maar in 1658 schrijft de Goudse predikant Jacobus Sceperus daarover in Geschenck op geseyde St. Nicolaes avont, aen allen ingesetenen van Gouda, welcke Godts woort en waerheyt nevens haer zaelicheyt liefhebben en betrachten (een geschrift tegen de St Nicolaasviering).
Het blijkt allemaal begonnen te zijn met vier essen die gekapt moesten worden. Dat kappen was nodig omdat de bomen scheefgroeiden en een belemmering vormden voor passerende hooiwagens. Het kostte onverwacht een vol etmaal om de vier bomen weg te krijgen. Bij het kappen viel een spaander in het water, zonk en kwam toen weer boven drijven vol met kruisen en Mariabeelden. Volgens een ander gerucht zou aan de wortel een kruis zijn gevonden met een gaaf mensenhoofd. De miraculeuze spaander kwam - aldus Sceperus - in handen van een Goudse priester en zou vervolgens via een Oudewaterse klop (geestelijke maagd) in Antwerpen zijn terechtgekomen. De boer bij wiens huis de vier essen hadden gestaan, zag na het kappen jonge 'Jezusmannetjes' in de sloot zwemmen, waarvan hij er enkele in een emmer opschepte. Gezien al deze wonderbaarlijke verschijnselen was het niet verwonderlijk, dat ook aan het hout van de vier gekapte essen bovennatuurlijke kracht werd toegekend. De stoeldraaier aan de Turfmarkt te Gouda die het hout opkocht, had klandizie aan de vele kloppen in de stad, die er allemaal een bidstoel van wilden laten maken.
De devotie heeft waarschijnlijk niet langer geduurd dan tot in de 17e eeuw. Dat is ook het begin van een periode van grote veranderingen in Sluipwijk.

De energiebehoefte van de nabij gelegen Goudse industie zou grote gevolgen hebben voor het gebied rond Sluipwijk. Daar heeft nl. in de 17e, en 18e eeuw maar ook nog in de 19e eeuw, een intensieve vervening plaatsgevonden, waarbij (schrale) landbouwgrond omgezet werd in turf.
Vanuit het lintdorp Sluipwijk werd het veen tot onder het grondwaterpeil afgegraven, om te worden gedroogd tot turf die moest dienen als brandstof voor de pottenbakkerijen en bierbrouwerijen van Gouda.
Al deze eeuwenlange inspanningen hebben er niet toe geleid dat het gebied economisch tot ontwikkeling kwam. Op een paar rijke veenbazen na, waren de meeste bewoners straatarm. Velen konden letterlijk en figuurlijk het hoofd niet boven water houden en waren inmiddels weggetrokken, meestal om als dagloner te gaan werken in de tuinderijen van Boskoop. Aan het eind van de 18e eeuw trekt ook Roelof Gravenstein weg naar het nabijgelegen Broek (ten oosten van Waddinxveen en sinds 1870 Waddinxveen).
Laatst bijgewerkt 15 mei 2018Gemaakt 23 december 2021 met 'Reunion for Macintosh'