Gezinskaart voorouders Anton Jansen - Persoonsblad
Gezinskaart voorouders Anton Jansen - Persoonsblad
Naamvan Loo, Meester Gerrit
Geboren datum1495
Overlijden datum28 december 1562 Leeftijd: 67
Overlijden plaatsLeeuwarden, Nederland
MemoOldehoofsterkerkhof
Beroepzie notitie
PatroniemAelbrechts
Vadervan Loo, Aelbrecht (ca 1470-1525)
MoederZwinters, Maria (ca 1470-)
Partners
Overlijden datum1560
Begraven datum1560
Begraven plaatsLeeuwarden, Nederland
MemoOldehoofsterkerkhof
Vadervan Beest van Heemskerk, Dirk (ca 1464-1545)
Moedervan Diemen, Geertruit (-1532)
Huwelijk datum25 juni 1518
Huwelijk plaatsDelft, Nederland
KinderenAelbrecht (1519-1573)
Notitie behorende bij Meester Gerrit van Loo
Eerst vermeld als hoofd van de schutterij van St. Joris in Den Haag in 1519 en 1520. Klerk van de Rekenkamer in Den Haag (1526), 1530 secretaris van de raad van Holland (en komt dan uit Friesland; Navorscher 1865:378), 1535-42 grietman, later rentmeester-generaal van Friesland voor keizer Karel V, gedeputeerd naar Brussel als getuige van de overdracht van de kroon aan Filips II. Treedt regelmatig op bij overdrachten lenen als zaakgelastigde (o.a. OV 1983:557 in 1529)

Vader van zeven zonen en zes dochters (NL 1918:362; NB: geboorteplaats kan ook Den Haag zijn, het egodocument meldt dit niet), voorouder van een aanzienlijk deel van de Friese adel. Voor huwelijk vgl. Navorscher 1890:122 en CBG 1973, voor kinderen ook zijn egodocument afgedrukt in Navorscher 1855 en Jaarboek CBG 1981. Het (familie)graf van Gerrit in Den Haag werd door zijn achterkleinzoon Van den Eynde verkocht in 1686 aan jonker Van Texel. Kwartieren o.a. ontleemd aan Navorscher 1890:121, 1865:93.

OV 1986:579: op 26-11-1563 verkoopt Pauwels van Loo, kastelein van Muyden en baljuw van Ghoyland aan het heilige geestzusterhuis te Delft een rente op het huis van Soete Bom aan de Pontemarct, die hij heeft geërfd van zijn ouders meester Gerrit van Loo en jonkvrouwe Margriete van Beest. In een overzicht van renten van Delft uit 1472 (Wapenheraut 1912:52) en latere jaren wordt Gerrit van Loo genoemd met een rente van 24 pond, als opvolger van (zijn schoonvader) Dirk van Beest, die weer opvolger was van zijn schoonzuster Catharina Vranck van Diemendochter (de bagijn, die de rente in 1472 moet hebben verkregen).

Hypotheekboek Den Haag (30-6-1541) noemt het erf van Gerijt van Loo, rentmeester in Friesland, als belender ten westen van een huis en erf aan de westzijde van de Schoolstraat in Den Haag, verkocht door Catharina Dircksdr, weduwe Wessel Lantsinck, aan Cornelis Aerts van Dordrecht. Ten oosten van het pand ligt de Heerstraat.

Gerrits functioneren als rentmeester-generaal van Friesland en (tijdelijk) Groningen is uitgebreid gedocumenteerd; veel daarvan is terug te vinden in het Ryksargyf in Fryslân. Allereerst is er zijn eigen administratie, de Rekeningen van de Rentmeester-generaal (1531-56, 13 banden; de deels overlappende rekeningen van zijn opvolger Boudewijn bestaan 1554-75, 16 banden). Dat beiden tegelijk werkten, blijkt o.a. uit het losse stuk 93 (14-6-1558) waarin Gerryt van Loo. raad des Konings in de Hove van Vrieslandt, verklaart schuldig te zijn aan Boudewijn van Loo, rentmeester-generaal van Vrieslandt, de somma van 30648-7-10 pond Vlaems, door dezen uit de ontvangsten vander Bildt voor hem betaald aan Matheus Ortel, gecommitteerde van Anthonie Foucker, en aan Robert de Bouloingne, ontvanger-generaal der financiën. Gerrit verzoekt de Rekenkamer van Hollandt zijn zoons Bildtrekening van dit bedrag te ontlasten en het op zijn zijn eigen domeinrekening van 1555/56 te zetten.

In dit verband past ook los stuk 69, 13-8-1544: Mr. Marten van Naerden, stadhouder van Groningen etc., kan wegens vertrek naar Utrecht niet alle artikelen van de nieuwe Biltverpachting in (15)35 verifiëren, maar bevestigt dat alle verpachtingen overeenkomstig het cohier gehouden zijn.

Andere losse stukken zijn rekeningen (stuk nr. 51, rekening wegens 40.000 Car. gld., de Keizer door de Landdag 17-9-1539 toegestaan; afgehoord 10-12-1541; nr. 52, idem, 10-1-1551), of stukken rond bijzondere heffingen (72, 7-7-1545, commissie van keizer Karel aan Gerrit 'om van de grietmannen te innen hunne bijdragen in de gratuïteit van 60000 Car. glds., hem door de Staten van dat gewest toegestaan'; nr. 84, 15-6-1551, Gerrit verzoekt de hoofden, tresorier-generaal en gecommitteerden van de Financiën hem wegens bewezren diensten, namelijk het innen over 4 jaren van deze 60000 gulden, de 1000 gulden uit te keeren die de Rekenkamer in de Hage hem bij gebreke van ordonnantie moest weigeren; nr. 86, 3-10-1555, hat antwoord uit Brussel: toekenning van 'de gevraagde vergoeding toe ten bedrage van de 70en penning van de inkomsten zijner bede-rekening'.) (NB: Archief van de Staten van Friesland voor 1580, nr. 1066, rekening over deze 60.000 gulden, afgehoord 10-1-1551; nr. 1079 (1554, afgehoord 2-12-1568), rekening 'van de heffing gedurende zes jaar van 31/2 groot Vlaams op de gulden rente, omgeslagen over heel Friesland ter betaling van 60.000 Carolus guldens door de Staten aan de Koning toegestaan'.)

In het Archief van de Staten van Friesland voor 1580 bevinden zich verdere rekeningen over deze belastingen. In 1546 (nr. 1063) legt Gerrit de rekening over van 'de ontvangst van de omslag van 12 stuivers op de gulden rente, uitgeschreven tot betaling van de bede van 60.000 Carolus guldens aan de Keizer en 10.000 Carolus guldens aan de landvoogdes' (bijlage nr. 1065 is een kwitantie van Maximiliaan van Egmond voor 1400 Carolus guldens 'tot een bede ontvangen' hieruit, 12 juli 1546).

Een aantal losse stukken in de Rentmeesterrekeningen hebben betrekking op twee grote problemen, een rond Dokkum, een rond zijn klerk, Jacob van Grootveld. Op 1-4-1544 (nr. 68) bericht Gerrit de Rekenkamer in Den Haag 'dat hij hun met zijn klerk Jacob van Grootvelt zendt de domeinrekeningen van Vrieslant en de Biltrekeningen van de jaren (15)40/41 en (15)41/42 alsmedede gegevens over (15)42/43, kondigt de overzending over enige maanden van de rekeningen van Groeningen aan en deelt de laatste berichten over de troepen in het land van Holsten, op Fuynen en Zeelant mede'. Dat lijkt het begin te zijn van een conflict met de Rekenkamer. Stuk nr. 80, 5-11-1548: de Rekenkamer in Den Haag zoekt een oplossing voor 'de moeilijkheden gerezen naar aanleiding van het innen van de jaartax in Dockum in zijn rekening van Oistvrieslant van (15)46'; nr. 81 van dezelfde datum, Rekenkamer aan de Heeren van de Financiën; wil aan de hand van een geschiedkundig overzicht over de jaren 1523- 1546 een bespreking met Gerit van Loo, en een beslissing over al of niet navordering over de jaren 1531-1534 van het 'appointement van de stadhouder Toutenburg' uit 1536, over betaling over de jaren 1540-1545 en over het nieuwe concept-appointement uit 1545.

Van Grootveld overlijdt voor 1556, en zijn weduwe doet vervolgens een greep in de kas. Nr. 89, 19-5-1556: het Hof van Vrieslandt in de zaak van Mr. Gerryt van Loocontra Cornelia Lucasdr., wed. van zijn klerk Jacob Harmansz. van Grootvelt, gedaagde, terzake van restitutie uit den door haar eigenmachtig ontzegelden boedel van de hem verschuldigde gelden als saldo der laatste domein- en bederekeningen, veroordeelt de gedaagde tot betaling van 4231 Keizersgld. 3 st. 1/2 braspenn. met kosten, schaden en interessen, behoudens aftrek van een nader te bewijzen aan haar verschuldigdbedrag en onverminderd hare actie terzake van achterstallig salaris. Gerrits zoon Boudewijn lijkt zijn vaders zaak te hebben waargenomen: volgens nr. 92, 14-6-1558, krijgt Gerrit van Boudewijn 150 pond Vlaems, zijnde 4 jaar rente over 1552-1556, uit de som 'tot welker betaling Cornelia Lucasdr. mede voor haar kinderen bij w. Jacob Harmansz. van Groetuelt door de Hove veroordeeld is'.

Het is blijkbaar moeilijk goed personeel te vinden. In de "Collectie microfiches van stukken betreffende het bestuur van Friesland, (1498) 1524-1581 (1598), waarvan de originelen in het Algemeen Rijksarchief te Brussel berusten", onder nummer 755, treffen we de stukken betreffende het proces voor het Hof van Friesland tegen Arend van der Does, klerk van Gerrit van Loo, de rentmeester van Friesland, in 1539.

De meeste losse stukken zijn (uiterst informatieve) kwitanties:

Nr 60, 24-8-1532: Crucebroeders te Franeker, ontvangen van Gerrit van Loo 30 goudguldens, zijnde 1 jaar rente uit het Bildt, verschenen Martini 1531 en Petri 1532, hun destijds toegelegd door hertog Joris van Zaxen en door de keizer bevestigd in (15)21.

Nr 61, 12-9-1533: Pastoor Johannes te Wier, 31-10 pond van 40 grooten, zijnde 1/2 jaar rente uit de Biltlanden

62, 1534, Pastoor Jan te Barlicum, 16-4 pond van 40 grooten, 1 jaar rente uit de Biltlanden

63, 28-2-1535, Jan Geritss. Kuycken, kerkmeester te St.-Annenprochie op `t Bild, 60 pond, zijnde 1 jaar toelage voor de kerk ad 50 pond en voor de koster ad 10 pond

65, 15-10-1541, Epo van Martena, executeur van het sterfhuis van heer Kempo van Martena, Doctor en raad des Keizers in Vrieslant, van Geryt van Loo, raad en rentmeester-generaal van Vrieslant en Groeningen (sic), 150 pond Vlaems, zijnde 1 /2 jaar pensioen van wijlen zijn broeder

70 en 71, 2-3-1545, Douwe van Bourmania 140 pond Vlaems, zijnde een jaar pensioen, resp. 100 pond Vlaems, zijnde een jaartermijn van de 600 pond hem toegelegd. Op 16-3-1546 (nr. 75) krijgt hij nog eens 140 pond van 40 grooten, zijnde 1 jaar pensioen.

74, 20-2-1546, Heer Epo Gerbrandi, prebendarius te Berlicum, 6 pond van 40 grooten uit `s Keizers Biltlanden

76, 1-10-1547, Georgen van Ollum, controleur des Keizers van de haven van Kollum en Achtkarspel, 15 pond van 40 grooten, zijnde 1/4 jaar wedde.

77, 31-1-1548, Philippes de Lalaing, graaf van Hoochstraten, heer van Vile etc., ridder van de Orde, stadhouder en kapitein-generaal des Keizers in het hertogdom Geldres en het graafschap Zutphen, 500 Car. glds., zijnde 2 jaar pensioen.

78, 21-6-1548, Pieter van Groeningen, excysmeester des Keizers te Leeuwarden, 160 pond Vlaems, zijnde 1/2 jaar wedde.

82, 23-9-1549, Peter van Holte (te Deventer), 140 pond Vlaems of 140 Car. glds., zijnde 1 jaar rente uit 42 morgen Byllanden des Keizers in Sant-Annen-Parrochye.

85, 1-7-1552, Robert de Bouloingue, raad en ontvanger-generaal der Financiën des Keizers, 1294 pond Viaams, zijnde een restsaldo van zijn rekening van de bede van 60000 pond.

88, 21-2-1556, Jacob Splinter, auditeur van 'De luyden van de Rekeningen in de Hage', 142-17-1 pond, als bedoeld in de ordonnantie (nr. 87, zelfde datum), waarop deze is gesteld: het het eindsaldo van zijn rekening der door de Staten van Vrieslant in 1545 toegestane bede.

Het archief "Collectie microfiches van stukken betreffende het bestuur van Friesland, (1498) 1524-1581 (1598), waarvan de originelen in het Algemeen Rijksarchief te Brussel berusten" vermeldt Gerrit van Loo als ontvanger en rentmeester van Friesland in 1530 en 1532 (stuk 429, 435), en grietman van Het Bildt in 1536 en 1550 (nr. 436-7). Als rentmeester wordt hem met anderen door de landvoogdes Maria van Hongarije in 1554 opgedragen 'enige Bildtlanden' te verkopen ter financiering van de oorlog (nr. 444); en in 1555 nogmaals (nr. 409). Het archief bevat ook andere correspondentie met de landvoogdes (nr. 525 uit 1535; 703, 1540, over de soldaten te Genemuiden) en instructies van haar (666, 1537; 702, 1540, opdracht de dijken in Het Bildt te controleren; 761, 1543, opdracht om kopers van lijfrenten te werven; 804, 1550-1551, opdracht kopers van renten op de domeingronden in Friesland te vinden om uit de opbrengst deels de aankoop van het graafschap Lingen te betalen; Gerrit het het Hof van Friesland stellen voor de Friese geestelijkheid ook een deel van de kosten van deze aankoop te laten betalen - de Hervorming roert zich blijkbaar al.)

De landvoogdes gebruikt Gerrit ook als boodschappenjongen. In het Archief van de Staten van Friesland voor 1580 vinden we onder nummer 515 een brief van 25-2-1544 waarin zij 'de Prelaten, Edelen en gemene Steden van Friesland' meedeelt 'dat zij mr. Everard Nicolai en Gerrit van Loo heeft gecommitteerd om hun enige zaken van gewicht voor te dragen'.

Gerrit neemt met ruzie afscheid van zijn Rentmeesterschap. Dossier 185 in het Archief van de Staten van Friesland voor 1580 is een resolutie van de Staten van 25-4-1558 'waarbij aan enige heren commissie wordt verleend om hetzij goed-, hetzij kwaadschiks rekening en verantwoording te verlangen van mr. Gerrit van Loo, de oude Rentmeester, en van Boudewijn van Loo, de nieuwe Rentmeester, van het beloop van de jaartaxen, beden en andere penningen, door de Gedeputeerden van het gemene land (Friesland) omgeslagen en ten behoeve daarvan opgebracht; alsmede rekening en verantwoording te verlangen van al degenen en hun erfgenamen, die enige ontvangsten, uitgaven of beheer van 's Lands gelden hebben gehad; verder alle landsschulden te betalen en ten behoeve daarvan omslagen over de floreenrente uit te schrijven.' Dossier nr. 186 bevat het antwoord van Gerrit. (NB: in stuk 146 uit het Familiearchief Van Burmania-Van Eysingawordt commissie gegeven ter vordering van rekenschap van Gerryt en van Boudewijn van Loo, den vorigen en den nieuwen rentmeester; 1558.) Blijkbaar slaan Gerrit en zijn erfgenamen terug met een proces over zijn bezoldiging dat tot ver na zijn dood in 1562 doorwerkt. Dossier 1026 is een verzoek uit 1566 van heer Isbrandt van Harderwijck, abt van Lidlum, c.s., Gecommitteerden tot de Rekening van de penningen, omgeslagen over de Floreenrente, aan de Stadhouder en aan de President en Raden, om het proces tussen hen en de oud-Rentmeester, mr. Gerrit van Loo, over zijn bezoldiging, dat voor jaren al geregeld was, zo spoedig mogelijk te doen eindigen.

Een drietal dossiers in het Ryksargyf verdient nog nader onderzoek: uit het archief van de Familie Van Loo de stukken 11 (stamboom van Loo) en 12 (aantekeningen betreffende het geslacht van Loo); en uit de Verzameling H. Sannes nummer 14 (Aantekeningen en afschriften betreffende Henrich graaf von Stollberg (Saksische stadhouder in Friesland), de familie Rataller en Van Loo, afschriften van stukken uit het archief te Dresden (alles Saksische periode), aantekeningen van het Bildt.)
Laatst bijgewerkt 14 juli 2017Gemaakt 23 december 2021 met 'Reunion for Macintosh'